Nestgeur en vlooien
1 Mei 2017 Wandelen met Jan
Voor ons als gezin is het jarenlang een goed gebruik geweest om met hoogtijdagen naar opa en oma in Brabant te gaan. Het heerlijke van zo’n bezoek is dat je ook weer op enig moment terug naar huis gaat. Weer eens veel te laat stapten we in de auto om naar het Noordoosten te rijden, nog ongeveer 200 kilometer voor de bumper.
Voor onze kinderen en ons nog een hele rit. Al snel viel ons kroost in slaap en hetzelfde gold voor de bij rijdster, och ja, als er maar één iemand wakker blijft, en dan bij voorkeur de chauffeur, is dat ruimschoots voldoende om heelhuids thuis te komen. Meestal kwam er weer leven bij de slapers op het moment dat we bij Hengelo de afrit namen. De rit was dan snel en zonder veel wisselend humeur en gezagvragend bijpraten verlopen.
Alleen op de avond van eerste Paasdag ging het jaar in jaar uit anders. Op de A1 passeerden we de brug over de IJssel en al spoedig ging er een drietal paar ogen open. Het leek wel of de bekende nestgeur het gevoel van thuiskomen deed ontwaken en dat gold voor onze kinderen en mijn vrouw. Feitelijk was het de brandlucht die alarmeerde, de geur van de paasvuren. Vooral bij oosten wind kwam de bekende geur van brandende paasvuren ons tegemoet.
Paasvuren zijn in Twente en de Achterhoek een bekend verschijnsel. In de weken voorafgaand aan Pasen zie je overal boeren, burgers en tuinliefhebbers (ook wel buitenlui genoemd) met takken snoeihout slepen. De brandstapels kunnen gemakkelijk een hoogte van 25 meter bereiken. Veel particulieren hebben een eigen, enigszins bescheiden, paasvuur. De meeste dorpen hebben hoge brandstapel waaraan met man en macht en met groot materieel gebouwd is. Zo’n paasvuur heet in het Twents ‘een boake’.
Bij het vallen van de duisternis op eerste Paasdag mag een lokale hotemetoot het vuur aansteken en dan ontstaat er een eneunig (enorm in het Nederlands) machtig groot vuur. Een grote tent is in de Goede Week geplaatst, compleet met toiletwagen, afzetting en catering. Het feest kan beginnen!
Het was dus de geur van het vuur die als nestgeur onze kinderen liet ontwaken op de terugreis vanuit Brabant, de geur van Overijssel, de geur van bijna thuis.
En hoe zit het dan met die vlooien? Die vlooien uit de titel van dit stukje?
Nou, oorspronkelijk waren de paasvuren bedoeld voor het verbranden van de strozakken waarop de bewoners tijdens de wintermaanden hadden geslapen. Ze sliepen niet als enigen op en vooral in deze strozakken. Het winterse beddengoed werd bevolkt door vlooien en ander ongedierte. Bij de grote voorjaarsschoonmaak, om alles op zijn Paasbest te hebben, werden de strozakken ververst. Het stro ging op de brandstapel en daarmee ook de vlooien.
Daarom moet je nu nog steeds bij zo’n paasvuur grote afstand in acht nemen tussen het vuur en jou. Want voor je het weet springt er een vonk over of een vlo, wie zal het zeggen?
Van de week kwam ik weer voorbij de plaats waar het paasvuur was geweest. Er restte alleen een smeulend zielig hoopje. Van de glorie van het Paasvuur was niet meer over. Maar . . . . de geur was er nog wel.
Anderen lazen ook onze blogs over Paasvuur, Achterhoek, Twente,
Voor onze kinderen en ons nog een hele rit. Al snel viel ons kroost in slaap en hetzelfde gold voor de bij rijdster, och ja, als er maar één iemand wakker blijft, en dan bij voorkeur de chauffeur, is dat ruimschoots voldoende om heelhuids thuis te komen. Meestal kwam er weer leven bij de slapers op het moment dat we bij Hengelo de afrit namen. De rit was dan snel en zonder veel wisselend humeur en gezagvragend bijpraten verlopen.
Alleen op de avond van eerste Paasdag ging het jaar in jaar uit anders. Op de A1 passeerden we de brug over de IJssel en al spoedig ging er een drietal paar ogen open. Het leek wel of de bekende nestgeur het gevoel van thuiskomen deed ontwaken en dat gold voor onze kinderen en mijn vrouw. Feitelijk was het de brandlucht die alarmeerde, de geur van de paasvuren. Vooral bij oosten wind kwam de bekende geur van brandende paasvuren ons tegemoet.
Paasvuren zijn in Twente en de Achterhoek een bekend verschijnsel. In de weken voorafgaand aan Pasen zie je overal boeren, burgers en tuinliefhebbers (ook wel buitenlui genoemd) met takken snoeihout slepen. De brandstapels kunnen gemakkelijk een hoogte van 25 meter bereiken. Veel particulieren hebben een eigen, enigszins bescheiden, paasvuur. De meeste dorpen hebben hoge brandstapel waaraan met man en macht en met groot materieel gebouwd is. Zo’n paasvuur heet in het Twents ‘een boake’.
Bij het vallen van de duisternis op eerste Paasdag mag een lokale hotemetoot het vuur aansteken en dan ontstaat er een eneunig (enorm in het Nederlands) machtig groot vuur. Een grote tent is in de Goede Week geplaatst, compleet met toiletwagen, afzetting en catering. Het feest kan beginnen!
Het was dus de geur van het vuur die als nestgeur onze kinderen liet ontwaken op de terugreis vanuit Brabant, de geur van Overijssel, de geur van bijna thuis.
En hoe zit het dan met die vlooien? Die vlooien uit de titel van dit stukje?
Nou, oorspronkelijk waren de paasvuren bedoeld voor het verbranden van de strozakken waarop de bewoners tijdens de wintermaanden hadden geslapen. Ze sliepen niet als enigen op en vooral in deze strozakken. Het winterse beddengoed werd bevolkt door vlooien en ander ongedierte. Bij de grote voorjaarsschoonmaak, om alles op zijn Paasbest te hebben, werden de strozakken ververst. Het stro ging op de brandstapel en daarmee ook de vlooien.
Daarom moet je nu nog steeds bij zo’n paasvuur grote afstand in acht nemen tussen het vuur en jou. Want voor je het weet springt er een vonk over of een vlo, wie zal het zeggen?
Van de week kwam ik weer voorbij de plaats waar het paasvuur was geweest. Er restte alleen een smeulend zielig hoopje. Van de glorie van het Paasvuur was niet meer over. Maar . . . . de geur was er nog wel.
Anderen lazen ook onze blogs over Paasvuur, Achterhoek, Twente,